De veelzeggende stem
Respect voor regionaal accent groeit
We willen niet discrimineren, maar we doen het toch. Niet bewust, dan onbewust. In sollicitatiegesprekken is het effect van ons stemgeluid vergelijkbaar met het effect van onze huidskleur. Moeten we onze stemmen dan maar wit maken?
Marc-Marie Huijbregts |
Is de stem de spiegel van de ziel? Hij hoort in elk geval thuis in het rijtje ogen, boekenkast, handschrift: uniek en eigen, en een facet van ons voorkomen dat eerder te veel dan te weinig zeggingskracht krijgt toebedeeld. Want de stem is ook een instrument. Hij kan donker kleuren van emotie of overslaan van vreugde, rijzen van woede of dof zijn van verdriet. Stemmen raken ons. En wij worden geraakt als onze stem onderwerp is van kritiek.
Commentaar, op stemhoogte of regionaal accent, komt vaak primitief en ongeremd. Uitlachen, nabauwen. Een jaargenote op de Vrije Hogeschool, de enige studente uit Vlaanderen. Tot diep in het jaar oogstte ze spontane lachsalvo's zodra ze haar mond opendeed, ook al was dat om iets heel serieus te zeggen. Of afgelopen zomer, een groepsvakantie in Slowakije. Een van de deelnemers had een behoorlijke aardappel in haar keel. De gids (uit Brabant) kon daar maar niet aan wennen, en hij was niet de enige. Meerdere deelnemers trokken een muurtje op waar die aardappel uit het Gooi niet overheen kwam. Onterecht, oneerlijk.
En onvermijdelijk. Stemgeluid geeft namelijk een zeer sterke aanzet tot stereotyperen, blijkt uit het proefschrift van de Koreaanse sociaalpsychologe Sei Jin Ko, What the Voice Reveals. Als het om de eerste indruk gaat heeft de stem net zo'n sterk effect als de huidskleur, zegt haar promotor Diederik Stapel (Sei Jin Ko doet momenteel vervolgonderzoek in de Verenigde Staten).
Ko bootste sollicitatiegesprekken na en liet de kandidaten beoordelen op ‘competentie' en ‘warmte'. Wat bleek: of de kandidaat al dan niet een warme persoonlijkheid had, werd louter op grond van het cv beoordeeld. Maar het oordeel over ‘competentie' werd bepaald door het stemgeluid: hoe mannelijker het stemgeluid, hoe competenter de kandidaat werd gevonden, afgezien van sekse en cv. Dus een man met een hoger stemgeluid werd als minder competent gezien dan een man met een lager stemgeluid en een vrouw met een hoger stemgeluid als minder competent dan een vrouw met een lager stemgeluid. Stapel zegt dat het om redelijk minieme verschillen in stemhoogte ging. ‘Sei Jin was tot haar 24e concertvioliste en heeft een vlijmscherp gehoor, maar ik kon het verschil vaak niet horen. En toch worden we er onbewust sterk door beïnvloed.'
Stapel, directeur van het Tilburg Institute for Behavorial Economics Research (TIBER) aan de Universiteit van Tilburg, verklaart dat als volgt. We weten dat discrimineren slecht is. We proberen dat ook niet te doen, zeker niet wanneer we als bedrijf de beste kandidaat zoeken. De personeelswerver is erop gespitst dat hij een vrouw niet wegzet als ‘emotioneel en niet-zakelijk'. Via de achterdeur komt het monster van de stereotypering dan echter toch weer naar binnen. We discrimineren niet op grond van categorie (in dit geval: man of vrouw), maar op kenmerk van de categorie (in dit geval: hoogte van het stemgeluid).
In sommige gevallen is een stem zo opvallend hoog of laag dat het niemand kan ontgaan. Voor Marc-Marie Huijbregts is de hoogte zijn handelsmerk geworden; het versterkt zijn komisch-aandoenlijke optreden, of hij nu de Sorrypiet speelt of barhulp Lucas in Het Schaep met de Vijf Pooten. Maar de voetballer Gerald Vanenburg, getalenteerd generatiegenoot van Koeman en Van Basten, zag zijn carrière juist gedwarsboomd worden door zijn hoge stem. Of liever, door een botte opmerking van het orakel Cruijff: ‘Met zo'n stem kun je geen trainer worden.' Vanenburg kwam als trainer vooralsnog niet verder dan FC Eindhoven, en zelfs daar kon hij het niet langer dan drie maanden bolwerken.
We weten dat discrimineren slecht is, maar lijken gretig een uitzondering te maken voor regionale accenten. ‘Mensen uit Limburg kan ik persoonlijk niet serieus nemen', ‘Twents klinkt zo ontzettend dom' - het zijn vaak hoogopgeleide mensen die het zonder blikken of blozen beweren. Zonder taboe geen remming: het effect van een accent moet wel enorm zijn in een sollicitatiegesprek. Stapel beaamt dat. ‘Ik heb zelf een redelijk geaffecteerd westers stemgeluid, en heb eerst in Groningen gewerkt en nu in Tilburg. Vrienden doen mijn R na. Het is zeker zo dat dit soort weerstanden invloed hebben op beslissingen in sollicitatiegesprekken.' Zijn vrouw kwam in Groningen ooit niet door een assessment heen. Bij navraag: omdat ze nogal arrogant en ambitieus was overgekomen, en dat, bleek na nog verder doorvragen, had weer louter met haar stem te maken. ‘Dat is gênant natuurlijk, en oneerlijk.' Het is wel te verklaren. Mensen klitten graag samen met soortgenoten. Een gedeelde afkomst zorgt vaak voor een makkelijke klik, een afwijkend accent roept juist weerstand op. Over en weer: de Randstad vindt de rest van Nederland dom en de rest van Nederland vindt de Randstad arrogant. Of zoals Stapel zegt: ‘Ik voel me ook nog steeds het meest thuis bij mensen uit mijn eigen regio. Dat is nou sociale psychologie.'
Het stemgeluid onthult ook de sociaalculturele achtergrond en
zegt daarmee heel veel. Het is alleen de vraag of die achtergrond
van belang is voor de functie in kwestie. Het helpt al enorm als
recruiters zich daar bewust van zijn, zegt Stapel. Omdat ze zichzelf
dan kunnen corrigeren. Althans voor zover mogelijk. Maar ook de
sollicitant moet zich er iets aan gelegen laten liggen, vindt hij.
‘Wees je bewust van de stereotiepen die er aan je stem kleven, en
probeer er iets aan te doen. Je hoeft jezelf niet te veranderen, je
kunt wel je repertoire uitbreiden. Je gaat als man ook niet bij de
Fortis bank solliciteren met een oorbel in, of in een spijkerpak.
Het gaat fout waar mensen weigeren te accepteren dat er vooroordelen
zijn, omdat ze het oneerlijk vinden.'
Een accent bijvijlen is
mogelijk, maar niet makkelijk, zegt logopediste Ellen Joosten. In
haar Haarlemse praktijk De Goede Rede krijgt ze regelmatig klanten
die hun accent willen afschudden, of dat nu om een Poolse, Turkse,
Amsterdamse of West-Friese tongval gaat. Het succes is afhankelijk
van motivatie en inzet - het kan wel twee jaar duren voor de
nieuwe dictie een vanzelfsprekendheid is geworden - maar ook
van muzikaliteit en taalgevoeligheid; mensen verschillen nu eenmaal
in hun vermogen klanken te horen en over te nemen.
Het is zo moeilijk omdat spreken een onbewust proces is: ‘We spreken terwijl we denken en denken terwijl we spreken. Het kost veel inspanning om je constant bewust te zijn van de klanken die je vormt.' Bovendien begint de gewenning aan de melodie van de moedertaal al in de baarmoeder. Een vroege en hardnekkige, bijna onuitwisbare indruk.
Joosten begint met bandopnames, vaak valt het de klant dan tegen hoe sterk zijn accent is. Vervolgens analyseren ze samen welke klanken de grootste boosdoeners zijn. Daarna moet er eindeloos geoefend worden, eerst in de spreekkamer en dan in het wild. Er volgt dan meestal een fase waarin de klant alle woorden zeer overdreven gaat uitspreken (de zogenaamde ‘spellingsuitspraak'; langZaam, bIJvoorbeeld, en alle slot-enneN). Moet uiteraard ook weer bijgevijld worden.
Niet iedereen haalt de eindstreep. ‘Mensen stellen hun verwachtingen van de training bij, -f hun normen over hun uitspraak: hoe erg is het nou eigenlijk?'
Herman Finkers |
Die vraag zou wel eens aan een nieuw antwoord toe kunnen zijn. Tot voor kort hadden alleen cabaretiers en muzikanten voordeel van een stevig accent - denk aan Daniel Lohues, Urbanus en Herman Finkers (en opnieuw aan Marc-Marie Huijbregts, die behalve hoog ook Brabants spreekt).
Daar lijkt een kentering in te komen. In zijn comeback-programma Na de pauze reciteert Herman Finkers psalm 131 in het Twents, en juist dit niet-kolderieke onderdeel mocht hij twee keer op tv komen voordragen tijdens zijn promotietour - voor zover hij nog promotie nodig had. ‘Ik hoal miej nich gängs met grote zaken, met wat miej boaven ‘t benul geet', zei hij tegen een ademloos gehoor. ‘Nee, ik heb miejzölf tot röstbracht, ik bin stiller wörden.'
Finkers had eerder al succes met de ‘regiosoap' Van jonge leu en oale groond, die net als twee Friese regiosoaps zo populair bleken dat ze door de KRO op de landelijke tv werden uitgezonden. Simone de Wit, hoofd Godsdienst & Cultuur van de KRO, gaf daarvoor de volgende reden: ‘Het platteland is een broedplaats van het goede leven, en dat is precies het gevoel dat de KRO met iedereen wil delen.' Het gevoel dat de KRO ook met miljoenen Nederlanders deelde door de uitzendingen van Boer zoekt vrouw, al zoeken veel analisten dat succes niet zozeer in het goede leven als wel in het oprechte leven. De boeren, en de vrouwen die naar hun hand dingen, zijn zo authentiek. Ze menen wat ze zeggen. Ze kennen nog schaamte en schroom. Ze spelen geen spelletjes.
Precies die verklaring gaf taalkundige Ewoud Sanders in een van zijn columns in NRC Handelsblad, over de opkomst van dialectreclames. Bij zijn weten in 2004 begonnen, met een campagne van de SNS Bank, aangeprezen in het Limburgs door de actrice Maud Hawinkels. Daarna volgden verzekeringsmaatschappij De Goudse (Gouds accent) en de Friesland Bank (met een vertaling in het Nederlands). ‘Iemand die dialect spreekt, zo is het idee, verkoopt je geen flauwekul: die is eerlijk, natuurlijk, die zegt waar het op staat', schrijft Sanders. ‘Er is vast een verband met de opkomst van dialectsprekers in de politiek (Eurlings, Wilders, Jacques Tichelaar, Henk Kamp).' Authenticiteit. Een accent kon nog wel eens een dikke plus worden.
Fotografie Johannes Abeling/HH, Marco Okhuizen/HH, Adrie Mouthaan
Datum | woensdag 16 april 2008
Auteur | Cathalijne Boland
Reacties op dit artikel:
Dhr Jacobs | zondag 20 april 2008 (20:42)
Nadat ik dit artikel gelezen heb vind ik het pas discriminatie dat niet alle mensen uit alle windstreken vermeld worden. Mijn ervaring met mensen uit de Randstand is:
Mensen uit de Randstand, roepen altijd het hardst, willen altijd de meeste aandacht en roepen dat ze het altijd voor mekaar krijgen. Als het erop aan komt dat doen ze niks, geen resultaat en alleen maar gebakken lucht.
Of men vermeld alle groeperingen of geen maar niet een paar.
Alex Boon - stemdocent | maandag 21 april 2008 (13:42)
Interessant dat deze week Intermediair met het artikel ‘de veelzeggende stem’ verscheen op de Werelddag van de Stem (16 april). Cathalijne Boland gaat in dit artikel in één adem over van stemgeluid naar regionaal accent.
De titel dekt daarom niet helemaal de lading: De indruk die een luisteraar van de stem krijgt verschilt namelijk van de het vooroordeel dat ontstaat op basis van een gesproken streekaccent.
Even op een rijtje: Stem(geluid) kent zowel invloeden van de tijd en de cultuur. Vergelijk bijvoorbeeld het wat scherpere stemgeluid uit het polygoonjournaal met het huidige journaal. Of de wat scherpere en meer nasaal klinkende stemmen uit Amerika met de opener stemmen in Europa en de gemiddeld hogere stemmen in Azië. Dan is er nog de fysieke component: de bouw en conditie van strottenhoofd en stemplooien bepalen het geluid voor een deel. Een derde component is de sociale: welke stem wordt in welke omgeving of in een bepaald huisgezin 'gekweekt'. De waarneming via het gehoor is hierin zeer bepalend. Denk aan de overeenkomsten tussen de stemmen van broers/vader en zussen/moeder onderling.
Accenten (streekaccent of stadsaccent) kennen verschillende componenten die zorgen voor onderscheid. De uitspraak van klanken in de verschillende dialecten verschilt nogal. Klinkers worden anders gevormd, medeklinkers worden toegevoegd of weggelaten. De stem kan melodisch of monotoon worden ingezet en kan nasaal of open worden gebruikt. Tenslotte kan de taal verschillen: andere woorden, andere grammatica. Een accent in het Nederlands ontstaat wanneer een anderstalige of een dialectspreker Nederlands gaat spreken. Een streektaal gaat uiteraard gepaard met een streekaccent. Dat accent blijft als het ware hangen zodra van taal gewisseld wordt (van Twents naar Nederlands, bijvoorbeeld). Een stadsbewoner met een accent spreekt echter continu Nederlands met accent. Hier zit ‘m de kneep: waar een Limburger, Twentenaar of Fries van taal wisselt en zich vervolgens gediscrimineerd ziet om zijn uitspraak, wordt een Rotterdammer, Amsterdammer of Hagenees herkend aan zijn accent.
De basis waarop luisteraars discrimineren (= onderscheid maken) is de volgende:
De indruk die de luisteraar van een spreker krijgt via het accent, is vaak meer gebonden aan de streek en de daaraan gekoppelde persoonlijkheidskenmerken (stug, nuchter, uitbundig, gastvrij), dan aan de karaktereigenschappen van een persoon zelf. Daarin ligt een verschil met de stem. De indruk verkregen via de stem berust vaak op de hoogte, klank, kracht van de stem en daarmee op de persoonlijke associatie er mee: men voelt zich aangetrokken, op z’n gemak, afgestoten, of opgejaagd door een stem. Bij de beoordeling via het accent wordt teveel aan de persoon zelf voorbijgegaan: generalisatie. Bij de beoordeling via de stem concentreert het oordeel zich juist op de persoon zelf: personalisatie.
Informatie over de stem is onder meer te vinden op de website van Rond Je stem: http://www.rondjestem.com/destem.htm en die van de NVLF: www.nvlf.nl
Alex Boon